WielrennenMaastricht.nl






Regels veilig wielrennen in groepsverband

Samen fietsen is niet alleen leuker dan alleen, er zijn ook meer risico's aan verbonden: in een groep rijd je dicht op je voorganger waardoor je elkaar gemakkelijk raakt. Ook zie je minder als je achter iemand anders rijdt. Op de openbare weg tref je ook veel andere verkeersdeelnemers. Voor de veiligheid worden - naast de verkeersregels uiteraard! - in het peloton de volgende (ongeschreven) regels voor fietsen in een groep gehanteerd. Ook leggen we het 'waaier rijden' uit.

Ga naar: Kijken & anticiperen | Signaleren & attenderen | Tempo | Groep compleet houden | Plaats in peloton | Route | Waaier rijden | Neus snuiten op de fiets

kijken en anticiperen

Vooruitkijken is erg belangrijk voor veilig fietsen in een groep. Kijk niet alleen naar je directe voorganger, maar ook verder naar voren: komt er een bocht of obstakel aan? Als je goed anticipeert hoef je nauwelijks te remmen, omdat je op tijd even de benen stil houdt of het door te sturen kunt oplossen. Houd je handen wel op de remgrepen of in de beugels in plaats van losjes aan het stuur. Zo kun je het snelste reageren als er wel geremd moet worden.

signaleren: gevaren aangeven

Er bestaan in het wielrennen vaste codes om elkaar op gevaar te attenderen. Vaak is dat een korte kreet gecombineerd met een teken met de arm. Bij tegemoetkomend gevaar waarschuw je van voor naar achteren, beginnend met diegene die voorop rijdt. Bij achteropkomend gevaar waarschuw je van achteren naar voren. Signaleer ruim van te voren en geef de aanwijzingen altijd door naar de wielrenners achter je (of vóór je als het van achter komt), zodat ook zij gewaarschuwd worden. Ben zo specifiek maar tegelijk zo kort mogelijk bij het roepen: hoe langer de kreet, hoe groter de kans op verwarring doordat het niet goed is verstaan. De signalen:
  • Stoppen: arm omhoog + "STOPPEN!" of "HO!"
  • Paaltjes: lage armbeweging naar achteren aan de zijde waar het paaltje staat + "PAALTJE!"
  • Gevaar op de weg: de arm laag naar achteren bewegen aan de zijde van het gevaar + een zo specificiek mogelijke kreet (dus niet "pas op!" maar bijvoorbeeld "GRIND!")
  • Tegenligger: de linkerarm laag naar achteren bewegen + "auto/fiets/voetganger TEGEN!"
  • Inhaler: geen armbeweging, "auto/bus ACHTER!"
  • Zelf inhalen: de rechterarm laag naar achteren bewegen + "auto/fietser VOOR!"
  • Afslaan: hand uitsteken + "LINKSAF!" of "RECHTSAF!"
  • Lekke band: hand in de lucht steken + "LEK!"
In de Youtube video hieronder (van de NTFU) worden een aantal tekens gedemonstreerd die bij wielrennen in een groep worden gebruikt.

tempo

Constante snelheid

Probeer in een gelijkmatig tempo te fietsen in een groep, zodat er geen onrust ontstaat en het voor degenen die achteraan fietsen duidelijk is wat ze kunnen verwachten. Ga ook niet versnellen als je op kop komt. En rem niet onnodig en houd niet plots de benen stil!

op de pedalen staan

Ga je op de pedalen staan? Pas dan ook op: doordat je je gewicht naar voren verplaatst, gaat je fiets (dus ook je achterwiel) ongeveer een halve meter naar achteren. Als er iemand in je wiel zit kun je dus zijn/haar voorwiel aantikken. Versnel daarom eerst een paar pedaalslagen voordat je uit het zadel komt.

groep compleet houden

Fietsen in een groep betekent ook: samen uit, samen thuis! Zit je niet op kop, laat dan geen gaten vallen (probeer zo min mogelijk snelheid te verliezen in de bochten) en houd de afstand tot je voorganger gelijk. Een compacte groep is voor automobilisten ook makkelijker in te halen. Houd in de gaten of iedereen het tempo nog aankan; pas eventueel de snelheid aan. Gaat het jou te hard, geef dat dan ook aan!

Tel regelmatig 'koppen', om te controleren of iedereen er nog is. Als iemand achterin valt of moet stoppen met pech, moet de rest dat snel weten, ander kun je elkaar kwijtraken. Is de groep toch uit elkaar gevallen? Keer dan terug naar de laatste plek waar de groep nog compleet was.

plaats in peloton

Ook je plaats in de groep is belangrijk om weer veilig thuis te komen.
  • Fiets met maximaal twee renners naast elkaar. De kans op ongelukken is zo een stuk kleiner, bovendien mag je niet met drie of meer naast elkaar fietsen.
  • Soms is het nodig om de groep achter elkaar te laten rijden, bijv. bij wegversmallingen, smalle paden of verkeersdrukte. Dan moet je ritsen of single rijden. De persoon die rechts rijdt, laat dan een klein gaatje vallen ten opzichte van de voorganger, zonder al te veel snelheid te verliezen of hard te remmen. De persoon die links fietst kan zich dan af laten zakken en ‘inritsen’. Wanneer je dit snel en soepel doet, rijdt de hele groep in no-time in een rechte lijn achter elkaar.
  • Houd je lijn, zodat voor de anderen voorspelbaar is hoe je zult rijden. Dit betekent dus ook dat het soms beter is om vol over een put te gaan in plaats van er op het allerlaatste moment voor uit te wijken.
  • Rijd om beurten op kop. Kom je op kop, ga dan niet ineens harder rijden. Na het kopwerk laat je je, afhankelijk van je positie, via de binnenkant of buitenkant van de groep afzakken om achteraan aan te sluiten. Geef voordat je de kop afgeeft het bekende signaal met de elleboog, zodat de volgende weet dat het zijn beurt is.
  • Voortdurend helemaal achteraan fietsen is niet verstandig. Het optrekken met een grote groep (bijv. na een bocht of tegenligger) kost voor de fietsers achterin het meeste energie. Dit heet het accordeon-effect. Bovendien is achterin de kans groter dat je bij een valpartij betrokken raakt.

route

Spreek de route die jullie gaan rijden vooraf goed door, om verrassingen onderweg te voorkomen. Het is ook verstandig om een wegkapitein aan te wijzen die de groep wielrenners aanvoert.

waaier rijden

Wielrennen in een groep heeft ook als voordeel dat de fietsers elkaar 'uit de wind' kunnen zetten. De techniek 'waaier rijden' wordt gebruikt bij tegenwind die ook wat van opzij komt. Door in de luwte van je voorganger te rijden, spaar je energie. Er wordt gefietst in een lang lint, waarbij elke renner zo kort mogelijk (10-20 cm) achter het wiel van zijn voorganger zit. Probeer niet helemaal kaarsrecht achter het wiel van de voorganger te rijden, maar net een of twee bandbreedtes ernaast: wordt er plots geremd, dan kun je net langs zijn wiel glippen. Ook fietst elke renner net even meer links of rechts achter zijn voorganger, voor de beschutting van de wind. Hoe meer de wind van opzij komt, hoe meer je naast je voorganger gaat rijden. Zo krijgt de waaier zijn vorm. De voorste renner laat zich na zijn beurt op kop afzakken naar de staart van de groep, om weer op adem te komen. Dit afzakken gebeurt 'door de wind', dus aan de zijde waaruit de wind komt.

neus snuiten op de fiets

De meeste wielrenners nemen geen zakdoekjes mee voor een fietstocht. Ze snuiten hun neus door een neusgat in te drukken en stevig door het andere neusgat te blazen. Kijk voor je je neus leegt hoe de wind staat, zodat de andere fietsers geen spetters vangen: stuur een beetje met de wind mee en snuit. Een waarschuwing voor degenen achter je kan ook geen kwaad of beter: zorg dat je zelf achteraan rijdt!